Elke twee weken op maandagochtend ontmoeten we elkaar in een MESO Lerend Netwerk, digitaal en maximaal één uur. Dat het niet alleen goed is om dat te doen maar bovendien gezellig, is bij het zien van bovenstaande foto’s niet verrassend. Drie projectleiders die MESO-zorg een warm hart toedragen, die opgetogen de weerbarstigheid van alle dag tegemoet weten te treden en die van wanten weten. Drie heel verschillende leiders, drie heel verschillende persoonlijkheden zoals ook in de beschrijving van het driegesprek dat we met hen voerden zal blijken. Voor ons als overkoepelende projectleiders is het een cadeautje – in het kader van het verzamelen van leerinzichten in het MESO-project – omdat we kunnen zien wat de effecten van een verschillende aanpak in zo’n pilot zijn.
Onze eerste vraag: ‘Wat is het belangrijkste inzicht in het MESO-project en jullie rol als projectleider tot nu toe?’, wordt door Tim meteen met een vrolijke kwinkslag opgepakt. “Als dit het niveau van interview is, wordt het nogal zwaar.” We herkennen Tims manier om tijd te kopen, tijd om even op zo’n vraag te kunnen kauwen. En die tijd krijgt hij.
Verwachtingen vooraf
Rob: “Ik zal aftrappen. Ik zag wel aankomen dat we dit gesprek vandaag zouden voeren. Ik heb zitten filosoferen. Als ik kijk hoe we begonnen en de ideeën die ik had, dan heeft het wel anders uitgepakt. Immers, 75 tot 80% van de tijd die ik aan MESO heb besteed, ben ik bezig geweest met financiën en personeel en relatief weinig met de inhoud. M.a.w. puur projectleiderschap. Mensen vinden, behouden, zorgen dat ze de juiste dingen kunnen doen, dat de onderlinge samenwerking op gang komt, aandacht voor teambuilding. Ik had niet verwacht dat dat zo veel tijd zou vragen. Ik dacht dat het 50/50 zou zijn. De MESO-teamleden gaan aan de slag met iets wat de meesten niet gewend zijn, namelijk in duo’s (SO-verpleegkundige) werken, afstemmen met het secretariaat. MESO vraagt daar wel wat in. Normaal kan ik sneller een vinkje bij zaken zetten, je belt iemand, dan heb je er geen omkijken naar. MESO is iets nieuws, wat wezenlijk afwijkt van hoe mensen gewend waren te werken. En in al hun enthousiasme daar wel flink mee aan de slag gaan. Dat vergt wel wat. Als we dit hadden kunnen voorzien, hadden we denk ik een andere projectleider gekozen, iemand die er dicht op zou kunnen zitten. Ik ben niet zo’n invoelend, warm type. Ik leg iets drie keer uit en ik verwacht dan dat je het oppikt. Als ik kijk wat ik van Mirjam zie, dan zitten wij er hemelsbreed verschillend in. Hoe we met het project omgaan. Dat heeft deels met de lokale setting te maken, maar ook met het type projectleider en het type mens. “
Het heeft Rob de nodige inspanning gekost om de zaak op de rit te krijgen maar het was het zeker waard. Rob: “Als ik kijk naar de respons die we krijgen en de onrust die ontstaat (bij huisartsen) als we suggereren dat we moeten kijken of en hoe we MESO-zorg voort kunnen zetten is het zeker de moeite waard. Je moet als beginnende MESO-zorgverlener rekening houden met een aanloopfase en je moet kunnen investeren in een nieuwe manier van werken en van samenwerken. Hoelang die aanloopfase, onder redelijk normale omstandigheden, duurt kan ik niet goed zeggen. Wij waren erg gehandicapt met teamwisselingen. Dat maakt een aanloopfase altijd lastig. Als je het normale (start)programma, zoals jullie dat opgesteld hebben, kunt volgen dan is dat om te beginnen voldoende. De echte kwesties kom je tegen in de praktijk.”
Leiderschapsstijlen
Mirjam neemt het stokje over en geeft aan dat ze veel herkent. Ook haar aanloopfase bestond uit meerdere teamwisselingen, uit niet voorziene ontwikkelingen en geeft aan dat ook voor haar geldt dat het meer van haar tijd en energie gevergd heeft dan vooraf ingeschat.
Op de vraag van Mirjam aan Rob om iets meer toelichting te geven bij zijn waarneming dat zij de dingen anders aanpakt dan zij antwoordt Rob als volgt. “Ik ben veel minder inhoudelijk betrokken, zowel bij het inhoudelijke zorgproces als bij individuele patiënten. En ik ben minder de empathische figuur zoals ik jou inschat. Dat is voor veel dingen heel prettig, als er bijvoorbeeld gereorganiseerd en omgebogen moet worden maar veel lastiger in een team wat om elkaar draait, als er veel wisselingen zijn en er een nieuwe manier van werken ontdekt moet worden.”
Mirjam herkent haarzelf wel in het beeld zoals Rob dat schetst en wij ook. Mirjam: “Ja, mijn praktijkverpleegkundigen en geriatrie verpleegkundigen zeggen: “Wij hebben nog nooit zo’n empathische leidinggevende gehad. “ Maar vergeet niet, dat heeft ook de keerzijde, soms maak ik het mezelf daar ook lastig mee. Soms is het heel goed om zakelijk knopen door te hakken. Maar goed, het zit in het beestje. Maar los daarvan, we hebben met z’n allen last gehad van de kwetsbaarheid van kleine teams, te kleine. Dat zouden we nooit meer moeten doen, als we zo’n pilot beginnen. “
Om vervolgens in te gaan op de Zoetermeerse resultaten. “Ik ben heel trots op de waarde die het MESO-team heeft gekregen in Zoetermeer.”
Ook Tim kijkt naar zijn rol als projectleider. “Ik ben op een rijdende trein gestapt, ik was de 2e projectleider en ben ook geconfronteerd met wisselingen in het personeel. Ook ik heb moeten kneden in echt samenwerken. Terwijl je denkt: “Dit zijn partijen die veel samenwerken, maar als je ze bijeen zet en ze daadwerkelijk de klus samen moeten klaren, is het klaarblijkelijk toch anders.
Wat ik ook ervaar: MESO-zorg is een concept met ruimte voor het maken van professionele keuzes. Dat vinden mensen best lastig en een hulpmiddel als de patiëntenreis ervaart men dan als een zekere mate van starheid waaraan men wil ontsnappen. Er is behoefte dat een praktijkmanager die ruimte geeft en die dan dekt dat die ruimte genomen wordt. Ik kom zelf uit het veld en heb daardoor andere gesprekken met het team. Ik zeg dan niet wat ze moeten doen, maar stel ze vragen om ze te laten nadenken. Dat kost veel tijd. Ook al is men professional, toch is er bij tijd en wijle de behoefte aan het handje genomen te worden. MESO-zorg is daar overigens niet uniek in. Ik zie dat ook bij andere projecten waar ik ook met HBO+ geschoold personeel samenwerk.
Qua persoonlijkheid fladder ik tussen Rob en Mirjam in, tussen het empathische en het afstandelijke.”
We genieten ondertussen van deze reflecties. We herkennen hetgeen wordt ingebracht en voelen vooral ook de waarde van deze onderlinge uitwisseling. Gedurende inmiddels al bijna drie jaar hebben we deze tweewekelijkse sessies. Iedereen probeert er altijd bij te zijn, meestal starten we zonder agenda, hooguit hebben we voorafgaand aan het overleg een vraag op de mail gezet. Soms heeft één van de projectleiders een vraag, maar in veel gevallen neemt het gesprek ook zonder een aandachtspuntenlijstje een betekenisvolle wending. Er wordt van en aan elkaar geleerd, we dagen elkaar uit, delen inzichten, bouwen bespiegelingen op. Het is een kort moment van rust en reflectie waarin gebouwd wordt aan onderling vertrouwen. Iedereen kan vrijuit spreken over successen, hobbels of missers. Er wordt gezocht naar verbeteringen en oplossingen. Er wordt gekeken naar hoe men elkaar kan ondersteunen en versterken.
Het MESO-concept in de praktijk
Terug naar het gesprek. We staan stil bij het MESO-concept. Er worden ervaringen gedeeld: wat maakt MESO-zorg anders dan andere vormen van zorg; welk effect heeft de toegenomen complexiteit van de populatie thuiswonende ouderen; het feit dat deze vorm van zorg niet elke professional past; dat men het concept als te ruim maar ook als te star kan ervaren of met te veel of juist te weinig autonomie. En natuurlijk spelen er ook financiële kwesties. Lukt het om onder de huidige condities deze vorm van zorg kostendekkend vorm te geven?
De pilots komen nu eigenlijk allemaal in de fase om stil te staan bij hoe verder te gaan met deze vragen. Zou men inhoudelijk en/of organisatorisch willen kunnen bijstellen en hoe ziet de financiële toekomst eruit?
De complexiteit neemt toe, alleen een consultfunctie is onvoldoende
Mirjam: “Wat mij bezighoudt: Ester is destijds begonnen om mensen langer uit de intramurale setting te houden en minder verwijzingen naar de 2e lijn te realiseren. Ik constateer dat de patiënten die wij nu, anno 2023, verwezen krijgen, patiënten zijn die destijds al lang ‘verpleeghuispatiënt’ zouden zijn geweest. En dan moet je naar de inrichting van de zorg in de 1e lijn kijken. Intramuraal is de SO fulltime ter beschikking. In de eerste lijn wordt veelal gewerkt met een Stepped Care Model. Je moet je afvragen of, daar waar de verantwoordelijkheid voor de oudere volledig bij de huisartsenpraktijk ligt, enkel een SO-consultfunctie überhaupt voldoende gaat zijn. Dat is ook een interessante, belangrijke vraag voor bijvoorbeeld het Zorgkantoor. Als er niet meer intramurale plekken gaan komen – en men zegt ‘die komen er niet’ – dan kun je niet weglopen voor de complexiteit waarmee we in de thuissituatie te maken krijgen. Mijn stelling is: alleen de consultfunctie is onvoldoende. MESO-zorg is een noodzakelijke vervolgstap. De financiering moet oké zijn. Alle partners met wie wij samenwerken lopen financieel leeg op GZSP, dan moeten ze zich beperken in wat ze bieden.”
Is het MESO-concept (te) star?
Bij de start van een MESO-pilotpraktijk worden afspraken gemaakt; de teams worden opgeleid en begeleid in het MESO-concept en de organisatie creëert de juist, passende randvoorwaarden om daadwerkelijk de gewenste kwaliteit van zorg te kunnen realiseren.
Het zorginhoudelijke concept is gebaseerd op beschrijving van 14 kernelementen en een patiëntenreis. De kernelementen weerspiegelen het gedachtengoed van Ester Bertholet, de grondlegger van MESO-zorg. De patiëntenreis is ontwikkeld om MESO-teams houvast te geven in hoe de zorg in de concrete praktijk op te bouwen. Hij is niet bedoeld om als een strak keurslijf te volgen, integendeel. De situatie en behoefte van de oudere aan wie MESO-zorg geboden wordt, bepaalt het ritme. De reis past bij de uitgangspunten, maar kent niet één vaste vorm.
We praten over de ervaringen zoals die in de praktijk van de pilots, maar evenzogoed in Velp/Arnhem, spelen.
We brengen in: “De patiëntenreis is ontwikkeld om tegemoet te komen aan een zekere mate van professionele verlegenheid om zelf – mede op basis van de 14 kernelementen – keuzes te maken. In de opleiding tot MESO-team is daar aandacht voor geweest. Het is een handreiking, zet hem naar eigen inzicht in. Wat zien jullie in de praktijk?”
Tim: “We hebben daar volgens mij als project een ontwikkeling in gemaakt. Je ziet dat personeel permanent een bepaalde vrijheid wil. En als je gewend bent heel autonoom te handelen, word je hier geconfronteerd met dat je moet samenwerken en toch een soort van keurslijf hebt. En tegelijkertijd: men vindt het heel spannend om de autonoom te zijn. Ik zie zowel professionele verlegenheid als angst om het niet goed te doen. “ Rob vervolgt: “Je zet mensen in een unieke situatie. Je vormt een team van 2 professionals, een SO en een verpleegkundige, die van oudsher getraind en gevormd zijn om vanuit hun eigen expertise te werken binnen een hiërarchisch model. En als je dan zegt, nee je doet het nu samen en gelijkwaardig, dan gaat dat niet vanzelf. Sommige gaan dat vanzelf wel doen, andere zeggen ‘vertel me hoe’. Aan de ene kant wil men die autonomie, en aan de andere kant stelt men de vraag ‘maar vertel me wat ik moet doen’. Je ziet combinaties die er fluitend mee omgaan en geen woord aan vuil maken. En combinaties die er maar mee bezig blijven. Men leert het in de opleiding natuurlijk ook niet. Je leert wel samenwerken maar gezamenlijk de verantwoordelijk voor een patiëntenreis nemen, dat is nieuw.” Tim vult aan: “Ja en in een heel klein verband. In het ziekenhuis kom je in team met 40 verpleegkundigen, hier moet je het zelf in je duo zien te rooien.” Mirjam brengt het voorbeeld in dat ze onlangs in een situatie waarin twee professionals – SO en huisarts – er samen niet goed uitkwamen. “Het valt me op dat ze het dan prettig vinden dat ik bij een evaluatief gesprek aansluit om dat gesprek in goede banen te leiden.“ Tim herkent dit wel: “Er zit bijvoorbeeld een drempel bij SO’s om zich een positie te geven naast de huisarts. Die scrupules zie je. En hier zie je de verschillen tussen ons, ik had het de professionals samen laten uitzoeken.”
We spreken over de traditionele hiërarchie binnen de zorg en waarom het belangrijk is om die te doorbreken. Binnen MESO-zorg is een gelijkwaardige samenwerking tussen de teamleden belangrijk. Tim zegt daarover het volgende: “Als de SO niet naar de verpleegkundige luistert, blijft een belangrijk deel van de patiënt onderbelicht. Breder kijken is minder medicalisering, daar heeft de BV Nederland baat bij.” Rob: “Een deel van de problematiek heeft een niet-medische component en moet dus ook niet medisch opgelost worden.
We bevestigen dat we in de teams zien dat juist die gelijkwaardige samenwerking zo gewaardeerd wordt. Zowel artsen als verpleegkundigen brengen de waarde daarvan in. De projectleiders geven aan dat ze ervaren dat het – meer dan verwacht – begeleiding nodig heeft om dat punt te bereiken. En die aandacht is niet alleen nodig voor de samenwerking binnen het team, maar ook als het gaat om de samenwerking met bijvoorbeeld de huisarts en de apotheker. Je moet daar oog voor hebben en niet aannemen dat dit allemaal maar vanzelf gaat.
Competenties
Dit brengt ons op het belang van competentieontwikkeling. Als meerdere disciplines moeten samenwerken, wat moeten professionals dan kennen en kunnen om dat goed te laten samengaan?
Genoemd worden: professionele autonomie en interdisciplinair samenwerken (niet luisteren naar, maar zelf denken en zelf rol nemen); aanvaarden dat niet ‘gelijk hebben’ het doel is maar ‘in gezamenlijke afweging tot een besluit komen mét handhaving van je professionele deskundigheid/standaard’; kunnen omgaan met het gegeven dat het hoogst haalbare niet altijd mogelijk is en dat second best ook goed en voldoende is; voorbij je eigen trots kunnen handelen; de ander écht als gelijkwaardig kunnen (en willen) zien; in gesprek blijven, ook als het moeilijk is.
MESO-zorg in de regio borgen
We staan stil bij de toekomst van MESO-zorg. “Wat moet er in regio voor elkaar zijn om MESO te implementeren?”
Mirjam: “In Zoetermeer is het grote voordeel dat er nauwe contacten zijn tussen de huisartsen en de organisaties die SO-capaciteit leveren en praktijkverpleegkundigen die de opleiding post HBO-V geriatrie hebben/volgen. We hebben een goede bedding om MESO gedragen vorm te geven. De wijze van samenwerking in Zoetermeer zie ik als een belangrijke steunpilaar.” Rob geeft aan dat hij het Rotterdamse veld als complexer ervaart. Hij onderkent het belang van brede steun onder de huisartsen. “Huisartsen die de MESO-ervaring nog niet hebben, staan er soms anders in. Die hobbel moet je dan ook nemen. Je zult de infrastructuur van SO’s en verpleegkundigen met hun eigen netwerken goed op orde moeten hebben om MESO in de breedte tot een succes te maken. En die ruimte moet ons gegund worden.” Tim: “Wij zijn minder stedelijk dan Zoetermeer en Rotterdam. Wij krijgen bij een uitrol met heel veel huisartsen te maken. Dat los je op als je regionaal bestuurlijk en inhoudelijk commitment hebt. Dat is belangrijk. Als onze grote partijen niet in de kruiwagen zitten, wordt de uitrol een moeilijk exercitie. Onze samenwerkingspartner SZR geeft extra geld uit om de SO-bezetting op sterkte te houden. Dat is een fijne houding. En dat geeft bestuurlijke push voor een uitrol.” Zie je de plattelandsregio qua schaal als een uitdaging?” Tim: “Zeker, praktijken aan de randen voelen zich meer belast dan ontlast door de regio bewegingen. Daar gaan we wel tegenaanlopen op enig moment. Het is heel erg belangrijk dat MESO tijd gaat opleveren voor de huisarts. Je moet in de relaties investeren, op zoek naar het gezamenlijke belang.”
Rob: “Dat is een bekend fenomeen, dat pilots erin geloven, die hebben de infrastructuur al, maar de partijen die mee moeten in de opschaling die hebben dat nog allemaal niet, daar moet je tijd in kunnen stoppen. Om hen de inzichten te bieden om echt de afweging te maken. Op de schaal van Rotterdam kunnen we keuzes maken: waar is de urgentie, de behoefte, de ambitie het grootst. Daar steek je als eerste op in.” Mirjam: “Ik herken dat wel. De huisartsen in Zoetermeer vonden de komst van praktijkverpleegkundigen maar ook van de SO niet nodig. En nu zouden ze in rep en roer zijn als zij niet meer voor hen beschikbaar zouden zijn. Het bekende fenomeen ‘onbekend maakt onbemind’”
Dat leidt tot de bespiegeling of meer aanbod altijd verstandig is. Allen zijn van mening dat je daar altijd goed over moet nadenken. Dat er een aanbod moet zijn voor zelfstandig wonende ouderen met een (hoog)complexe zorgvraag en de consultfunctie niet volstaat, is niettemin voor allen evident.
Na een uur ronden we het gesprek af met een laatste vraag. “We hebben veel initiatiefnemers gesproken die graag MESO verlenen. Denken jullie dat het verstandig is het aantal pilots uit te breiden bij verlenging van het MESO-project?” De projectleiders begrijpen die behoefte en brengen overwegingen in die zinvol zijn om nog even op te herkauwen zoals: “Zorg dat je de geleerde lessen meeneemt; start niet met te kleine teams; denk na over de structuur waarin je dat doet; zorg dat er voldoende financiering is.” Adviezen die niet aan dovenmansoren zijn gericht.
Wat zijn we toch content dat we met drie van die mooie mensen dit project mogen vormgeven.
Terug naar vorige pagina