Maandag 14 november 2022 spreken we Ilse Ouwerkerk, geriatrie verpleegkundige in de Praktijk Ouderengeneeskunde in Velp/Arnhem. Ilse maakt deel uit van een team bestaande uit twee SO’s, een internist-ouderengeneeskunde, twee collega verpleegkundige en drie secretaresses. MESO-zorg vindt haar oorsprong in Velp, de praktijk breidde uit naar Arnhem en inmiddels zijn er sinds de oprichting in 2011 al ruim 1700 ouderen en hun naasten door het MESO-team geholpen.
Om een goed beeld te krijgen van de benodigde competenties van – in dit geval – de verpleegkundigen in het MESO-team spreken we verschillende verpleegkundigen, zowel uit de drie pilotteams als uit Velp/Arnhem.
Belangrijke competenties
Ilse geeft aan dat ze een belangrijke rol vervult in het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van de oudere en zijn/haar netwerk. In de gesprekken met de ouderen blijkt vaak dat artsen, zeker in het ziekenhuis, weinig tot niet met elkaar overleggen, met nadelige gevolgen voor de ouderen. En ja dan gaat het wel eens fout. “Het is belangrijk te weten wat er eerder al geprobeerd is. Je wilt geen werk dubbel doen en je wilt weten waar dingen eerder al op zijn stukgelopen.”
We stellen Ilse de vraag wat in haar ogen de noodzakelijke c.q. de gewenste competenties voor een MESO-verpleegkundige zijn. Ilse vertelt dat ze in de praktijk ziet dat je met verschillende vooropleidingen een goede MESO-verpleegkundige kunt zijn. Op dit moment zijn er in de praktijk drie verpleegkundigen die van origine hun carrière als een MBO-verpleegkundige zijn gestart en via werkervaring en aanvullende opleiding zoals de opleiding geriatrie verpleegkundige nu een goede MESO-verpleegkundige zijn. Ilse: “Affiniteit met ouderen is een must, buiten de lijntjes durven kleuren en creatieve oplossingen zoeken idem dito. Je moet bereid zijn de patiënt te volgen. Bijvoorbeeld als een patiënt niet gelijk openstaat voor betrokkenheid van een casemanager dat je zelf wat vaker langs gaat. Dat je je taalgebruik aanpast, dat je een woord als dementie niet gebruikt als het de patiënt teveel verward of verontrust en dat je je best doet om de patiënt op een andere manier inzicht te geven.”
Leren in de praktijk
We horen en zien dat vaker in de MESO-praktijken. Je volledig verplaatsen in de patiënt, een benaderingswijze kiezen waarbij je complexe medische problemen voor de patiënt en mantelzorger op een begrijpelijke – en te verdragen – wijze in kaart brengt, is niet iets dat je meteen volledig beheerst. Door ‘af te kijken’ bij collega’s ontwikkel je daar zelf meer en meer handigheid in.
Ilse: “Je moet soms echt zorgen voor een zachte landing, je wilt graag in verbinding blijven. Een diagnose ‘dementie’ kan zo hard binnenkomen dat de patiënt zich afwendt en dan ben je vaak verder van huis.“
Ilse legt uit dat wat ze in het contact precies doet, niet altijd goed te omschrijven is. Ze doet ook wel veel op gevoel. Haar ervaring met ouderen in de verpleeghuiszorg vormt een goede basis. Maar zegt ze: “Je moet ook stil kunnen zijn, goed kijken en niet meteen een oplossing of oordeel hebben. Ja, ik loop echt wel eens uit in een huisbezoek. Het is van waarde om mensen hun verhaal te kunnen laten doen, er zitten soms hele belangrijke dingen in die verhalen. Daar heb je ook een zeker innerlijke rust voor nodig.”
Samenwerken als sleutel tot succes
We spreken ook over het belang van teamwork: écht samenwerken en er voor elkaar zijn. Je komt in het werk geregeld schrijnende situaties tegen en dat moet je met elkaar op kunnen vangen. “Er zijn situaties die je meer dan gemiddeld kunnen raken en soms kom je daar pas achter als het eenmaal gebeurt. Dat mag er zijn maar dan is het belangrijk dat je met je gevoelens ergens terecht kunt. Dat bespreekbaar (kunnen) maken is heel belangrijk. Je moet goed kunnen reflecteren en stil staan bij vragen als: was dit te voorkomen geweest, hadden wij meer of anders kunnen doen?.”
De 1e lijns zorg
We staan stil bij het verschil tussen het werk van een verpleegkundige in het verpleeghuis en binnen MESO-zorg in de 1e lijn. Ilse daarover: “De functie is heel anders. In het verpleeghuis kon ik 24/7 op de hoogte zijn als ik dat wilde. Je kunt dan altijd in het dossier kijken, ook vanuit huis. Hier zijn daar beperkingen in. Ik kan niet in Medicom (het huisartsdossier), dan ben je afhankelijk van de MESO-SO. Ook vraag je anderen in het netwerk om dingen te doen, dan kun je niet even in het dossier kijken wat er gebeurt dus je moet ook loslaten. In het verpleeghuis had ik minder de regie, dat lag meer bij de SO. Als ik in MESO-zorg anderen vraag een bijdrage te leveren dan weet ik dat ze aan de slag gaan en breder kijken. Ze starten met een huisbezoek en kijken goed wat wel/niet kan. Dat moet ook wel. In het verpleeghuis zijn de zaken geregeld zoals ze geregeld zijn en daar gaat iedereen vaak in mee. Er is minder aandacht voor de mantelzorger en ook dat kan bij thuiswonende ouderen niet. Ik moet veel meer durven en kunnen loslaten. Gelukkig bouw je wel een band op met partners in het netwerk. Dat zie je in de MDO’s. Men gaat ook vaker tussendoor terugkoppelen hoe de behandeling loopt en zo doe je het steeds meer en beter samen. En dat moet ook want nu zie ik niet elke dag de patiënt met bijvoorbeeld z’n zere billen terwijl je wel moet zorgen dat het niet uit de hand loopt. Dat betekent wel dat je de zaak goed moet coördineren, dat je duidelijk moet zijn. Je mag het niet op zijn beloop laten, je mag niet zomaar te veel van de andere kant verwachten en jij moet het initiatief nemen om de kennis te krijgen die jij wilt. Je moet het overzicht hebben en houden. Als je chaotisch van aard bent lijkt me dat heel lastig.”
Een ander verschil dat Ilse inbrengt is de wijze waarop je als verpleegkundige en SO samenwerkt. Het grote verschil binnen MESO t.o.v. andere settingen vindt zij de gelijkwaardigheid van werken tussen de arts en de verpleegkundige. “Je werkt natuurlijk onder verantwoordelijkheid van de SO maar de manier van samenwerken heeft geen hiërarchisch karakter. Je overlegt, brengt allebei je vakkennis in en kijkt samen wat de beste aanpak kan zijn, niet alleen vanuit puur medisch oogpunt maar ook sociaal. Ook kijk je wie wat het beste kan doen bijvoorbeeld in het contact, met bv de huisartsenpraktijk. Ik ben allergisch voor hiërarchie, dan werk ik onder spanning en ben ik eerder bang om gekke dingen te zeggen of fouten te maken. Nu kan ik mijn eigen vakkennis inbrengen, voel ik me vrij, kan ik vragen stellen en nemen we samen – ik denk – ook een beter besluit. Je moet gewoon goed weten waar je goed in bent, waar je competenties liggen. Door de samenwerking leer je van elkaar en kun je ook samen afwegen of er dingen zijn die je op kunt pakken. Bijvoorbeeld: ik kan prima medicatie evalueren, maar dan vraag ik ook altijd waar ik op moet doorvragen. We sparren nu wel eens over de MOCA-test. We vinden dat de eerste MOCA door de SO moet gebeuren. Maar misschien kunnen we wel een hertest gaan doen. Dan moeten we kijken of dat kan.”
Je verplaatsen in die ander
Een aspect van MESO-zorg dat we nu maar ook in andere gesprekken terug horen is het belang van het kunnen toepassen van een op maat van de patiënt gesneden gesprekstechniek. Elementen die daar in terugkomen hebben betrekking op het taalgebruik en de woordkeus: eerlijk zijn maar als het nodig is wel verzachtende woorden kiezen; herhalen wat er gezegd is en dezelfde boodschap op een andere manier brengen als het begrip er (nog) niet is; meebewegen en toch de informatie verstrekken; kunnen samenvatten; na een onderbreking de draad weer op kunnen pakken. Het gaat hier om een vorm van ‘situationeel kunnen communiceren’. En ook daarin kunnen de SO, de verpleegkundige en het secretariaat veel van elkaar leren.
Het belang van kennis van het lokale netwerk is belangrijk. Het gaat dan niet om een technisch overzicht van de sociale kaart maar het gaat om echte relaties, mensen die je kent, zowel voor wat ze vakmatig maar ook qua persoonlijkheid voor ouderen kunnen betekenen. Zodat je een zo goed mogelijke match kunt maken. Je moet een echte netwerker zijn. Je moet er op af durven en kunnen gaan. Dat is niet voor iedereen vanzelfsprekend weggelegd maar je kunt het zeker leren.
Op de vraag aan Ilse of ze een netwerker is, geeft ze aan: “Ik kan daar nog wel in groeien. Ik ben niet zo erg extravert, ik stap niet op Jan en allemaal af. Dan is het fijn om samen te doen. Maar het is wel belangrijk en ik moet er tijd voor maken. Van Ester (Bertholet) kregen we allemaal een cadeaubon om mensen uit ons netwerk uit te nodigen om een kop koffie te drinken. Ik wil dat in de wijk Malburgen inzetten, die ken ik nog minder goed. In Velp loopt het al wel, dan is het ook een valkuil om daar je aandacht op te laten verslappen.”
Met dit mooie voornemen sluiten we het gesprek met Ilse af. Een gesprek in alle rust, zoals Ilse is.
Petra Nas en Ien van Doormalen
Projectleiders MESO