Johanneke van der Plaats werkt inmiddels ruim een half jaar binnen het MESO-team in Rotterdam. Zij omschrijft zichzelf als een echte netwerker/verbinder en voelt een grote betrokkenheid op de mede mens.
Zichtbaar en nabij
Als Johanneke over haar manier van werken en contacten leggen vertelt is duidelijk dat ze niet bang is om erop af te gaan. Naar eigen zeggen heeft zij dat ten volle geleerd in een project met de naam ‘Zichtbare schakels’ (2010-2017). Johanneke: “Ik heb in die tijd veel netwerkbijeenkomsten bezocht, veel mensen gesproken en daar was altijd bereidheid om elkaar verder te helpen. Dat project werd door iedereen gedragen: door de overheid, de gemeente, de thuiszorg, door iedereen. Toen heb ik gemerkt wat het betekent als je samen een aanpak draagt en elkaar daarin steunt. Zover is MESO Rotterdam nog niet en dat zou wel wenselijk zijn, zodat MESO meer wordt gedragen in het Rotterdamse. Te denken valt aan bekend zijn, belang van MESO weten/kennen bij problematische thuissituaties, aantrekkelijk zijn om voor te werken, zodat verpleegkundigen en specialisten ouderengeneeskunde interesse krijgen in het werk en MESO op meerdere plekken opgezet kan worden.”
“Toen ik hier kwam kende ik nog maar net de functie van Specialist Ouderengeneeskunde. Ik was blij dat ik daar mee kon gaan samenwerken want ik liep met de huisarts soms vast in casuïstiek. Bovendien kan ik van de SO veel leren, samen moeilijke situaties in gaan, kijken of we wat kunnen betekenen. Wat me aansprak was dat er in Velp, waar ze MESO-zorg zijn begonnen, het lukt om langer thuis blijven wonen mogelijk te maken. Ik begreep dat uit onderzoek is gebleken dat verpleeghuisopname gemiddeld met acht maanden kan worden uitgesteld. Dat vond ik geweldig want dat willen mensen vaak zelf. De verpleeghuizen hebben lange wachtlijsten. Steeds vaker van een jaar of langer.”
Netwerken moet je doen
Haar enthousiasme over MESO-zorg en haar ervaring wat brede betrokkenheid op een innovatie kan betekenen, brengen het denkproces op gang wat er in het Rotterdamse opgepakt zou kunnen worden om de bekendheid van en betrokkenheid op MESO-zorg te vergroten.
“Het begint er mee dat je er met anderen over spreekt en dat doe ik. Ik vertel over wat ik doe, ik verwijs ze naar meer informatie, bv de website. We doen onderzoek en de resultaten moeten we uitdragen. We moeten met cijfers laten zien dat MESO- zorg bestaansrecht heeft, dat het een meerwaarde heeft voor Nederland. We moeten zorgen dat zaken op elkaar afgesteld worden. Nu zie je dat er naast elkaar op elkaar lijkende initiatieven gestart worden, ook in Rotterdam en dat is niet altijd handig. Er kan meer, de gemeente er meer bij betrekken bijvoorbeeld.”
Johanneke is een echte doener, meteen erop af, bij een goed idee: meteen oppakken binnen de aanwezige mogelijkheden. Als wijkverpleegkundige op een team was ik gewend om door te pakken, de indicatie te stellen en de zorginzet te regelen.” We stellen haar de vraag of er binnen MESO-zorg ook een keerzijde aan deze werkwijze kleeft. MESO-zorg is immers samenwerkingszorg en dan moet je ruimte en tijd nemen voor afstemming en overleg. Johanneke herkent de valkuil om te snel te willen. Doordat zij die valkuil herkent is zij daar alert op en stapt er niet in. Zij probeert actief de samenwerking te zoeken. Het MDO bij MESO ziet Johanneke als een goede methode om de samenwerking tussen professionals onderling te verbeteren. De professionals hebben dan de kans om op elkaar te reageren en dat kan tot verrassende nieuwe ideeën leiden. Die zouden er zonder dit overleg dan waarschijnlijk niet gekomen zijn.
Een team bouw je samen
Binnen MESO werken Johanneke en collega’s als team samen de agenda voor het wekelijks teamoverleg af waarin zij zaken bespreken die zij als team belangrijk vinden. Tijdens het teamoverleg is er aandacht voor elkaar als teamleden. Zij doen aan casuïstiek bespreking om de zorg te kunnen verbeteren. “In de praktijk werken we nog best solistisch. Ik mis daardoor nog het echte teamgevoel. Ons jonge team kan als team zeker nog groeien. Daar wil ik graag een bijdrage aan leveren. Met elkaar een teamgevoel krijgen heeft tijd nodig.”
Overigens blijkt die noodzaak tot een rustiger tempo niet alleen voor wat betreft de samenwerking en teamontwikkeling maar ook in relatie tot de ouderen. “Om deze mensen goed te kunnen begeleiden moet er eerst een goed beeld van de gehele patiënt(situatie) zijn. Bovendien hebben oudere mensen, zeker als de situatie complex is, tijd nodig. Ik zie dat ook in mijn eigen omgeving. Er is tijd en ruimte voor acceptatie nodig om vervolgens te kijken wat de juiste zorg is.
In de wijk waar ik als wijkverpleegkundige werkte hadden wij niet veel mensen in zorg die cognitief achteruitgingen. De casemanagers begeleidden deze mensen totdat zorg nodig was. Pas als zorg nodig was kwam ik als wijkverpleegkundige om de indicatie te stellen. De casemanager kon de tijd nemen die nodig is. Binnen MESO kan ik net als de casemanager de tijd voor de mensen nemen.
Is efficiënt altijd effectief?
We leggen Johanneke het volgende voor: “Je inbreng klinkt: “Als je aan het begin focust op de behoefte van de patiënt – en daar heb je geduld voor nodig – dat kost tijd, dat lijkt inefficiënt maar in the end is het efficiënt omdat je niet van alles gaat regelen waar de patiënt uiteindelijk toch niet toe gemotiveerd is (te krijgen). Voor de patiënt is dat fijner, is de zorg beter afgestemd en al met al is de zorg dan minder duur”. Johanneke beaamt dat: “In MESO spreek ik meer met de mantelzorger/kinderen dan ik als wijkverpleegkundige kon doen en dat geeft een veel beter beeld, naast natuurlijk het onderzoek van de SO. Ik heb de regie op het afstemmen van alle zorg, zo ontstaat er minder ruis. Ik heb in MESO echt de waarde van een MDO ervaren, iedereen heeft dan zijn inbreng, draagt bij aan passende oplossingen en die komen lang niet allemaal naar boven in één op één contacten. Met elkaar neem je betere besluiten. Dat komt de oudere ten goede. Als alle betrokkenen dezelfde berichtgeving doen dan weten mensen waar ze aan toe zijn en dat is juist zo belangrijk bij cognitieve achteruitgang. In de wijkverpleging zag ik dat ouderen van slag raken door alle verschillende boodschappen, ook al lijken die misschien relatief klein. Bijvoorbeeld bij het aantrekken van steunkousen. De een wil dat de oudere aantrekhandschoenen aanschaft, de ander wil met een aantrekzak werken, de ander neemt er zelf een mee en weer een ander heeft geen hulpmiddel nodig. Ik zie nu wat onderlinge afstemming kan doen.”
Johanneke ziet zeker groeimogelijkheden voor het team, om nog beter samen te werken en nieuwe routines te leren. In MESO is een gelijkwaardige samenwerking tussen de verpleegkundige en de SO een belangrijk kenmerk. Je hebt beiden andere kennis en kunde. Het komt erop aan die goed samen te voegen. Dan moet je soms ‘met elkaar sparren’, dan moet je niet vanuit een onder of boven positie reageren, dan is het onderlinge gesprek nodig. “Dat vind ik de ene keer makkelijker dan de andere keer, een echt teamgevoel helpt dan de goede richting in te ontwikkelen. Je moet tijd voor elkaar hebben en elkaar beter leren kennen.
Johanneke maakt de beweging van ‘snelheid in handelen’(doen) naar ‘rust inbouwen om goed te kijken, te horen en te voelen’ (waarnemen) om vervolgens de actie(s) af te wegen. Dat gaat niet altijd vanzelf, hoe meer ervaring, hoe beter dat gaat. De verhouding patiëntcontact versus aandacht voor afstemming en coördinatie ligt binnen MESO-zorg anders dan binnen de werkzaamheden als wijkverpleegkundige. Dat ontdek je als je binnen MESO-zorg aan de slag gaat. Die nieuwe inzichten neem je weer mee, ook in het reguliere werk als wijkverpleegkundige.
Opnieuw een fijn gesprek!
Petra Nas en Ien van Doormalen
Projectleiders