Header figuur
Header figuur

In gesprek met Laurien van der Cammen (verpleegkundige) en Wilma van Bergen (SO) te Rotterdam

Op donderdag 13 april 2023 spreken we Laurien en Wilma, MESO-teamleden te Rotterdam. Rotterdam kon als laatste in 2021 met de MESO-pilot van start. De opstartfase in Rotterdam duurde langer dan gemiddeld. Het had veel voeten in aarde om groen licht te krijgen voor de start van de pilot en vervolgens waren er verschillende personele en technische perikelen die al met al veel tijd en energie van de professionals vroegen. Gelukkig liet men zich hierdoor niet ontmoedigen om ondanks alles met de Rotterdamse hands-on mentaliteit uiteindelijk uit de startblokken te komen.

Nu, twee jaar verder, kijken we terug op waar men nu in het Rotterdamse met MESO-zorg staat. We kijken hiernaar door de bril van Laurien van der Cammen, verpleegkundige in het MESO-team en Wilma van Bergen, Specialist Ouderengeneeskunde.

Theorie en praktijk: MESO-zorg moet je ondervinden

Laurien: “De theorie heb ik geleerd in de praktijk te brengen. In het begin vond ik het erg theoretisch. Nu besef ik meer en meer dat we een proces uitvoeren. Waar ik op voorhand dacht dat ik alle stappen precies zo moest uitvoeren, zie ik nu dat er flexibiliteit mogelijk is. Ik heb geleerd, ik heb meer medische kennis gekregen. Het bila (bilateraal overleg) zei me niet veel. Nu snap ik het effect en het nut. Bij de uitleg denk je ‘ja je gaat gewoon overleggen’. Als je het doet, landt het pas. In de praktijk merk je waar je staat, dat is prettig. Zo kun je naar een doel toe werken.

Ik praat veel met Wilma, ik lees veel verslagen van de huisarts en van Wilma, ik zoek dingen op. Over psychiatrie bijvoorbeeld en over samenwerking, hoe doe je dat goed, hoe coördineer je zodat ik Wilma ook goed op de hoogte kan brengen, ook zonder zelf helemaal diep in de casus te zitten. Dat is voor mij wel het belangrijkste wat ik geleerd heb.”

We hebben het in alle pilots gezien en zien het nog steeds bij nieuwe professionals die instappen. Je neemt ze mee in het MESO-concept, staat stil bij de kernelementen, de mogelijke patiëntenreis en de verschillende onderdelen daarin, maar het eigen maken van het concept gebeurt in de praktijk.
We blikken terug op de eerste trainingsdag en refereren aan de inbreng van Laurien op dat moment: “Wat hier verteld wordt over MESO-zorg dat doen we in de praktijk toch al, wat is er zoveel anders?”

Laurien: “Het is echt wel anders. Het grootste verschil is de samenwerking met de SO. En dat je veel meer op de achtergrond beweegt als alle verwijzingen zijn gedaan. Dan hoef ik niet zelf de kar te trekken. We spreken dingen met anderen af, dan houd ik vinger aan de pols. Als wijkverpleegkundige doe ik zelf ook dingen, nu laat ik het bij de mensen naar wie we verwijzen. De ene keer vind ik het lekker te coördineren, de andere keer zou ik het zelf willen oppakken, dan gaat het ook sneller.

Ik ben liever zelf actief, uiteindelijk. Naar aanleiding van de ervaring dat het soms te traag gaat heb ik met Wilma overlegd dat als dingen eerder nodig zijn, we dat ook doen en niet wachten op het uitslaggesprek.”

Hoge verwachtingen dempen

In onze eerste kennismaking met Wilma merkten we een zekere terughoudendheid. Ook aan Wilma de vraag: “Hoe kijk jij terug en waar sta jij nu? Wilma: “Ik ben publiekelijk misschien niet de grootste ambassadeur van MESO, maar ik vind dat we een mooi proces doorlopen. Eerlijk is eerlijk, het heeft me ook wel energie gekost. Mijn aanvankelijke weerstand had vooral te maken met het feit dat er hoge verwachtingen waren gewekt. Althans, dat was mijn indruk. Ook naar huisartsen: “Nu komt MESO en dan… “. Enfin, ik committeer me daar dan niet meteen aan. Eerst zien dan geloven, dat past meer bij mij. Die hoge verwachtingen die hadden de huisartsen zeker wel. De aanloopproblemen, de wisselingen in het secretariaat: het frustreerde gigantisch. MESO voelde aanvankelijk als te krap, als een keurslijf. Toch wilde ik er wel mijn best voor doen, het te doen zoals het zou moeten. Maar door die frustraties, konden we niet waarmaken wat we beloofden. Dat merk je dan ook in de reactie van huisartsen: “De waarnemer wordt nog steeds gebeld door die client, jullie zouden toch ontzorgen?”

Waar in Velp het secretariaat de hele week aanwezig is, is dat hier anders. Kortom, het heeft even tijd nodig gehad om het keurslijf los te laten en de vrijheid te voelen het op onze eigen manier te doen, binnen de mogelijkheden die er zijn. Ik merkte ook in het contact met Laurien dat we allemaal een eigen idee hadden bij de verschillende onderdelen, en dan had je ook nog het Velpse idee. Het kostte best tijd om onze eigen, Rotterdamse, manier te vinden. Gelukkig hebben we die gevonden en krijgen we nu ook wel de erkenning van de huisartsen. We weten elkaar steeds beter te vinden voor als het nodig is.”

Een nieuwe fase breekt aan
Voor Rotterdam breekt een nieuwe fase aan. Anne Uijtewaal, ervaren SO in de 1e lijn, gaat met sabbatical en Emma stapt binnenkort in. Wilma geeft aan dat ook de samenwerking met Laurien zich heeft ontwikkeld. Wilma durft beter los te laten, haar controlebehoefte neemt af.

We staan stil bij de vraag hoe MESO zich in de volgende fase zal ontwikkelen. Wilma: “Ik denk dat MESO-zorg zeker een plek in het zorgaanbod verdient. Ik zie het als een glijdende schaal. Je hebt consulten, je hebt MESO, ik denk dat er nog meer VPT komt, die laatste categorie die zweeft nog. Dat merk ik bij huisartsen ook, de mensen in woonvormen met Wlz. Daar is het zoeken of MESO nog een rol heeft, of juist de verpleeghuis zorgaanbieders. In het middenstuk is zeker wel een plek voor MESO.

Echter, zoals het nu is en je er maar twee dagen bent dan kun je niet de zorg en coördinatie waarmaken als ware het alsof je er altijd bent. Daar moeten we denk ik wel vanaf, dat moeten we ook duidelijk maken aan de huisartsen. Het is niet de oplossing voor alles.”

Dat brengt ons bij de vraag hoe je tot een optimalisatie kunt komen. MESO-zorg is niet bedoeld voor alle zorgvragen van ouderen, je hebt het over een beperkte omvang van de populatie. In de volgende fase wordt dit een belangrijke vraag: opschaling en borging. Hoe behoud je de voordelen van de nabijheid van de huisarts en hoe houd je het betaalbaar? Mooie vragen voor de nabije toekomst.

Rotterdam versus Velp
We proberen een scherper beeld te krijgen van de verschillen tussen Rotterdam en Velp. De omvang van het team is een verschil en daarmee ook de mate van beschikbaarheid. Velp is inmiddels een gevestigde praktijk dat stadium is in Rotterdam nog niet bereikt. Rotterdam lijkt een wat pragmatischer insteek te kiezen. De aanname is dat het netwerk er in het Rotterdamse anders uit ziet. Laurien daarover: “Ik denk dat ons netwerk rijker is en zich op een klein oppervlak bevindt. We kunnen altijd goed iemand vinden om in te zetten. Qua model verschilt het denk ik niet zo, behalve dat we minder bereikbaar zijn. Ik heb wel de indruk dat de verwijzingen in Velp in vergelijking met Rotterdam somatischer zijn waar wij veel psychiatrievragen krijgen in combinatie met veel sociale problematiek. En de complexiteit van problemen die daaruit voortkomen. Maar dat kan ook samenhangen met de specifieke expertise van Wilma. “             

Die sociale problematiek kenmerkt zich door het hebben van een klein (of geen) netwerk. Niet weten waar je moet zijn voor welke hulpvraag, terwijl er zo veel is. Zorgmijdend gedrag, veel persoonlijkheidsproblematiek, systeemproblematiek, wat eerder door GGZ gedaan werd. “Nu met wat somatiek erbij zegt de huisarts dat is een typische MESO-patiënt.”

Wilma: “De huisartsen doen al heel veel zelf. Ze hebben een vergrijsde buurt en hebben zich daarop aangepast. Ze verwijzen vroeg naar alle ziekenhuisspecialisten (vooral geriater en neuroloog), hebben veel soorten POH’s en ze verwijzen nu naar MESO voor de echt complexe problemen.”

Belangrijke competenties
Op de vraag of je specifieke competenties of persoonlijkheidskenmerken voor MESO-zorg nodig hebt, hoeft Laurien niet lang na te denken. Laurien: “Leiderschap tonen, dat is belangrijk. Het hoeft niet heel sterk te zijn, maar je kunt het niet niet-hebben. Je moet leiding kunnen nemen in een proces, niet bang zijn vragen te stellen, assertief zijn. Dat moet je sowieso als verpleegkundige maar binnen MESO-zorg is het wel echt belangrijk.” Wilma: “Ik zie dat in hoe je andere wijkverpleegkundigen benadert, dat dat best een ding is.”

Dat Laurien juist die competenties beheerst hebben we vanaf dag één in de training al gezien. Omdat Laurien aangeeft het soms heel prettig te vinden om MESO-zorg te kunnen bieden maar soms ook minder, stellen we de vraag hoe MESO-zorg verpleegkundigen met die sterke eigenschappen ook op de langere termijn werkplezier blijft brengen? Laurien: “Misschien als je meer wordt meegenomen in het profileren van MESO in de wijk. Ik vind dat heel leuk, maar ik heb een sparringspartner nodig. En waar haal ik de tijd vandaan? Die is er vaak niet en dan ben ik geneigd meer bij het proces te blijven en uitvoerende taken te doen, dan dat ik bezig ga met MESO te verbinden met anderen. Terwijl ik dat leuk zou vinden. Zo’n ambassadeursrol in het hele netwerk is ook iets wat eigenlijk heel erg bij MESO hoort. Dat je die verbindingen legt en zoekt wel contact in het netwerk voor de oudere van betekenis zou kunnen zijn. Het helpt als je met anderen in het netwerk kunt sparren, ideeën kunt uitwisselen. Ik wil dat vast zien te houden en uit te bouwen. “

Zijn er nog andere dingen die je zou willen doen als je aan de knoppen van MESO mag zitten. Laurien: “Tussentijdse evaluatie: doe ik het goed. De SO weet dat niet allemaal. We werken ook los van elkaar. Fijn om bevraagd te worden. Dan heb je ook over kwaliteitsbewaking.” Wilma vult aan: “We zijn door opstart ook wel in overlevingsstand gekomen denk ik. Dan doe je gewoon patiëntenzorg. Dan verdwijnt de aandacht voor het overstijgende. We hebben nu een bijeenkomst gehad met ieder naar wie we verwezen. Dat hadden we veel eerder moeten doen. Die hadden zo veel goede feedback.

Je had eerder die reflectie willen doen met elkaar. “

De vraag aan Wilma wat haar een goede specialist ouderengeneeskunde is, beantwoordt zij als volgt: “Ik krijg vrij snel overzicht bij een lastige casus en kan dat goed communiceren naar vooral moeilijke mensen. Daarmee sluit ik dicht aan bij de barre werkelijkheid van die patiënten in hun kwetsbaarheid. Dan ben ik empathisch en deskundig. En daarmee kan ik goed ontdekken wat wel kan en wat niet kan, en dat communiceren. Ik kan goed mijn weg vinden in de eerste lijn. Dat is wel echt anders dan VVT.

Ik ben nieuwsgierig en zorgzaam voor kwetsbare mensen. En voor mensen die af en toe eens moeilijk doen. En misschien herken ik ook dingen van mezelf in hen. Het is belangrijk dat het er mag zijn en de acceptatie van het feit dat we het hiermee moeten doen. Het gaat niet om de eindeloze mogelijkheden. Ik schik me naar wat de patiënt wil en zoek naar de juiste haakjes om bij iemand aan te sluiten. Ik wil die persoon respecteren in wie die is.”

Nog even terug naar Laurien aan wie we diezelfde vraag stellen: “Wat maakt jou een goede MESO-verpleegkundige. Laurien: “Mijn openheid, mensen het vertrouwen geven dat ze alles kunnen zeggen, dat ik niks gek vind. Ook schaamtelijke dingen kunnen gezegd worden, zo voorkom ik dat ik dingen niet zie waar we iets mee zouden kunnen. Dat straal ik uit. Zo geef ik veiligheid en nodig hen uit zelf mee te denken. Ik kom niet iets opleggen. Dus niet: “We gaan u douchen want u bevuilt zich’’. Ik ga echt uit van wat iemand wil. Ik wil dus goed horen wat iemand wel wil en dan op de beste manier inspelen op de hulp die er is. ” Waarop Wilma aanvult: “Die openheid vind ik echt bij jou passen, mooi dat je dat noemt. Ik vul misschien eerder dingen in, en dat doe jij niet. Dat is mooi.”

Zo zien we weer mooi deze twee in hun duo-schap elkaar aanvullen.

Een MESO-team opstarten
We zien dat elke pilot een aanloopfase nodig heeft, die in Rotterdam was lang en moeizaam. Desondanks zijn er mooie resultaten geboekt. Er is veel informatie beschikbaar over wat MESO-zorg beoogt, hoe je MESO-zorg het beste kunt bieden, wie daarin wat doet en hoe je samenwerkt met de huisarts, hoe je het dossier opbouwt en hoe je communiceert met de huisartsenpraktijk en andere betrokkenen. Laurien: “Er is zoveel materiaal. Maar eigenlijk te veel. En je wilt niet om hulp vragen voordat je zelf gekeken hebt. In ons geval duurde het te lang voordat we Curasoft snapten. Toen we dat eenmaal snapten, ging het veel sneller. De hulp vanuit het project was beschikbaar maar de dagelijkse frustraties op de werkvloer vang je op afstand niet op. “Wilma: “Een goed toegerust secretariaat dat je kan ondersteunen is belangrijk. In ons geval viel die weg en dan kom je in de verkeerde rollen terecht: dat wij dan de secretaresse moeten voeden i.p.v. dat zij ondersteunen.

Dat heeft veel energie gekost.”

Tot slot
We sluiten het gesprek met een mooie reflectie van Wilma. Ze geeft aan dat alles wat ze van tevoren bedacht had wel zo ongeveer aan bod gekomen is. Wat haar verrast heeft is het feit dat we oprecht geïnteresseerd waren in de Rotterdamse MESO-variant. “Ik dacht gaandeweg het gesprek dat het wel prettig is dat jullie ook kritisch meedenken en terugkijken. MESO voelde een beetje als een geloof waar je niet van af zou mogen wijken. Het is prettig ervaren te hebben dat het met dat geloof wel meevalt.”

Terug naar vorige pagina
Header figuur

Aanmelden voor onze nieuwsbrief

  • Hidden
  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Door te versturen gaat u akkoord met het privacybeleid van MESO